14 september 2015

“Hoe lang kan de mens nog op aarde leven?” en “Waarom maken grote mensen de lucht niet schoon?” Met dit soort prangende vragen onderbraken leerlingen van groep 7 van de Julianaschool uit Bilthoven mijn slotwoorden bij de eerste NWA publieksbijeenkomst, die op 4 september jl. op het KNMI plaatsvond. Goede vragen en – voor ons soms – pijnlijke vragen. Toch onthaalde het ruim aanwezige publiek deze kinderen op een uitbundig applaus. De vragen van deze kinderen symboliseren de belangrijkste reden waarom we met z’n allen zo hard werken aan de Nationale Wetenschapsagenda. Als wij de goede vragen stellen en werken aan de oplossing van die vragen, zorgen wij ervoor dat deze kinderen in de toekomst ook in de gelegenheid zijn hun eigen wetenschapsagenda op te stellen .

De creativiteit van de kinderen was zeer inspirerend: “Waarom bouwen we geen dijken om de koraalriffen te beschermen tegen zeespiegelstijging?” of “Haal CO2 uit de lucht en maak er zuurstof van?” Kinderen laten zich niet remmen door conventies of “no-go area’s”. Ze dwingen ons andere wegen in te slaan. Dat vind ik ook de grote kracht van de NWA: geen geleerd gesprek onder professoren, maar een gesprek met onze feitelijke opdrachtgevers: de samenleving. En als wij iets geleerd hebben op 4 september dan is het wel dat dit gesprek helemaal niet simpel of voor de hand liggend is. Integendeel: de vragen die ingediend zijn bij de Nationale Wetenschapsagenda en de gesprekken met de indieners zelf waren serieus en uitdagend.

Nu is het één ding om te zeggen dat je met de samenleving in gesprek wil gaan. Daar invulling aan geven is een tweede. Nadat wij aan Alexander Rinnooy Kan en Beatrice de Graaf aanboden de eerste publieksbijeenkomst voor het NWA te organiseren, dachten we meteen: Hoe breng je het echte gesprek tot stand? Colleges van onze topmensen over weer, klimaat en seismologie zijn heel interessant maar niet bevorderend voor een echt gesprek. De vrees dat jouw vraag of opmerking als dom overkomt, staat bij veel mensen het vragenstellen in de weg. Gevolg: die knagende vraag blijft even onbeantwoord als bij binnenkomst. Dat wilden we dus niet.

Op 4 september wilden wij dialogen. Bij de opening een tweegesprek tussen Alexander Rinnooy Kan en mijzelf, gevolgd door een tafelgesprek in DWDD-format met markante personen als Helga van Leur (RTL) en David de Jager (Ecofys). Seismoloog Läslo Evers sprak op de zeepkist over gasbevingen en aan thematafels kon in kleine kring met wetenschappers gesproken worden. Vooral voor 1-op-1 gesprekken tussen vragenstellers en wetenschappers was veel ruimte.

Heeft deze dialoog gewerkt? Ja. Zowel de vragenstellers als de onderzoekers waren erg enthousiast. Zo meldde de vragensteller van de NWA-vraag over de problematiek van de grote variabiliteit van duurzame energiebronnen zoals zon en wind enthousiast dat ze eindelijk een goed antwoord had gekregen. David de Jager had haar vraag voor het publiek helder beantwoord: gebruik opslag en verspreid windmolens en zonnepanelen over een groot genoeg gebied.

Op vrijdag 4 september hebben we 270 mensen bereikt. Toch een klein getal, denk je. Maar het feitelijke bereik is groter. Zo heeft klimaatwetenschapper Bart van den Hurk (KNMI) als voorzitter van de organisatiecommissie radio- en kranteninterviews gegeven, en hebben diverse media aandacht besteed aan de bijeenkomst. Publieksbijeenkomsten hebben nut en er zullen er meer volgen. Want: kennis fascineert het publiek en het publiek inspireert de kenniswerker. Misschien moeten we inderdaad gaan nadenken over het verwijderen van CO2 uit de lucht en op de één of andere manier koraalriffen van bescherming voorzien.

Maar vragen leiden tot meer vragen. Na afloop van de publieksbijeenkomst bij het KNMI ontvingen wij e-mails van bezoekers die vervolgvragen stelden. Na een goed gesprek over hun NWA vraag, volgde vraag twee en vraag drie. Het publiek wil meer, maar de onderzoeker ook. Veel collega’s kwamen met het verzoek zo’n event volgend jaar weer te mogen organiseren.

Mijn conclusie is dat het met publiekscommunicatie in wezen niet anders is dan met de NWA zelf: het is geen statisch product. Maar een dynamisch instrument, een wolk van vragen die – net als echte wolken – steeds beweegt, verandert en zich verder ontwikkelt. Zo goed als we het NWA-instrument levend willen houden ter ondersteuning van beleidsmakers en kenniswerkers, zo moeten we ook de publiekscommunicatie voortzetten. Daarmee voeden we niet alleen de wetenschapsagenda zelf, maar zorgen we ook voor een versterking van het draagvlak voor de wetenschap. En daarmee kunnen we goed gemotiveerd inzetten op een vergroting van de armslag voor wetenschap en de daarbij behorende publiekscommunicatie.

Want de vragensteller komt terug!

Gerard van der Steenhoven
Hoofddirecteur KNMI